zondag 19 september 2010

Tweede helft: Internationaal Congres Stuttgart 13-17 september

Congresvlaggen voor het Rathaus in Stuttgart
 
 Pro Heraldica
Woensdagavond ging een bus vol congresgangers mee met een uitstapje naar het bureau van het organiserende Pro Heraldica. Dit bedrijf bestaat nu bijna veertig jaar, is mede opgericht door de bekende heraldicus Ottfried Neubecker, heeft 34 medewerkers op de loonlijst staan en een groot netwerk van onderzoekers die in opdracht werken. Ze zijn ruim gehuisvest op een bedrijventerrein aan de rand van Stuttgart en hebben een omvangrijke bibliotheek, genealogische en heraldische handschriften en een omvangrijke collectie lakafdrukken.

Wetenschappelijk directeur Rolf Sutter geeft uitleg over de bedrijfsfilosofie. Pro Heraldica richt zich op mensen die geen tijd hebben zelf met de familiegeschiedenis aan de slag te gaan maar wel de middelen hebben om onderzoek te laten doen. We krijgen wat voorbeelden van hun werk te zien. De uitvoering krijgt erg veel aandacht. Ziet er allemaal chique uit. Mooie rapporten, stambomen voor aan de wand. Pro Heraldica richt zich duidelijk op de bovenkant van de markt. Die moet in Duitsland omvangrijk zijn, om zo’n bedrijf in stand te kunnen houden.

Ik blader door een genealogie in twee grote rode leren banden, gedrukt op zwaar papier en in kleur. De familiegeschiedenis wordt verteld in een lopend verhaal met illustraties, aan de hand van de gevonden genealogische en biografische informatie en geplaatst in het kader van de grotere geschiedenis. De tweede band bevat afbeeldingen van documenten die de basis van het verhaal vormen.

De andere kurk waarop Pro Heraldica drijft is de heraldiek. Ook die is volop aanwezig in de kantoren, met voorbeelden van allerlei objecten waarop je een wapen kunt laten aanbrengen, van lakstempel tot servies.  Pro Heraldica zorgt voor de hele cyclus, van ontwerp tot registratie. Publicatie vindt met stamreeks plaats in de Allgemeine Deutsche Wappenrolle.

Donderdag: lezingendag
Donderdagmorgen zit ik als voorzitter bij een van de sessies. Daardoor mis ik twee Nederlandse bijdragen aan  het congres, die in de parallelsessie zitten. Een lezing van Hans de Boo (die wordt voorgelezen omdat hij er zelf niet bij kan zijn) over Nederland als waterland in de heraldiek, en een lezing van Jan Anema over Friese heraldiek in de Late Middeleeuwen. Alle lezingen worden in de congresbundel gepubliceerd. Ik kan ze dus alsnog nalezen.

´s Middags laat Hugh Pesket, uitgever van Burke´s Peerage, aan de hand van een onderzoek naar de voorouders van Ronald Reagan zien, dat je alle mogelijke lijntjes moet volgen bij vastlopend genealogisch onderzoek. De overgrootvader van de president kwam volgens de Amerikaanse volkstellingregisters uit Ierland, zonder dat de plaats van herkomst werd genoemd. Dat betekende zoeken naar een speld in een hooiberg. Bij nadere beschouwing van de ‘census records’ bleken enkele kinderen in Engeland geboren. Hugh vond ze in Londen, met hun ouders, terug in de Engelse volkstellingregisters . De opnemers van de Engelse volkstelling hoefden bij Ieren in principe alleen het herkomstland te vermelden, maar in dit geval was ook de county gegeven: Tipperary. Nu was in Ierse kerkenboeken de doop van de overgrootvader snel gevonden. Ook de in de VS bij overgrootvader inwonende broers kwamen uit deze bron tevoorschijn. Daarmee was er via gezinsreconstructie een ondersteunend bewijs voor de juistheid van de filiatie.

Vrijdag: lezingen en afsluiting
De laatste congresdag merk je meestal een zekere ‘vermoeidheid’ bij de deelnemers. De lezingen worden wat minder druk bezocht, er worden tussendoor wat souvenirs gekocht of een museum bezocht. Op een volle lezingendag kan je tussen 9.00 en 17.15 acht lezingen volgen. Veel congresgangers laten er de laatste dag een paar vallen. 

Zo’n congres is niet alleen ‘de lezingen’. Dan zou je kunnen volstaat met het lezen van de congresbundel. Ze vormen wel het fundament. Daarnaast is het ontmoeten belangrijk. Bijpraten met bekenden en nieuwe contacten opdoen. Uitwisselen over ontwikkelingen in de verschillende landen.  Dat gebeurt op alle mogelijke momenten buiten de lezingen, tijdens de pauzes in de wandelgangen,  tijdens de lunch en ’s avonds.

Ik volg nog een paar lezingen, onder andere over middeleeuwse namen, het wapen van de eerste Zweeds Bernadotte koning (Franse militair, van niet adellijke komaf, door Napoleon prins van Ponte Corvo gemaakt, waarvan het Zweedse koningshuis nog steeds het wapen voert), over Zuid-Duitse heraldische handschriften uit het eind van de Middeleeuwen (interessante systematische analyse), wapens op Gothische altaarstukken in Catalonië. De allerlaatste lezing van het congres is van Dirk Weisleder, voorzitter van de Duitse bond van familieverenigingen. Hij houdt een gedreven betoog over het koesteren van familieoverlevering, het houden van familiedagen, het doorvertellen. Hij propageert een elfde gebod: ‘Gij zult herinneren’. Had veel weg van een politieke redevoering.

Stuttgart 2010 was een in meerdere opzichten geslaagd congres. Heb weer het een en ander geleerd en leuke contacten gelegd en wat tips gekregen voor mijn rouwborden onderzoek. Pro Heraldica had het prima georganiseerd. Ze zijn graag bereid hun draaiboek en ander materiaal te delen. Daar kunnen we van profiteren.

Op naar Maastricht 2012.

donderdag 16 september 2010

Halverwege: Internationaal Congres Stuttgart 13-17 september



Deze week vindt in Stuttgart het tweejaarlijkse International Congress of Genealogical and Heraldic Sciences plaats. Woensdag is traditioneel de excursiedag. Ik gebruik hem om rond te kijken in Stuttgart en dit verslagje van de eerste twee congresdagen te maken.

Afgelopen zondag reisde ik af naar Stuttgart.De snelheidstrein ICE bracht me in ruim vijf uur naar de hoofdstad van deelstaat Baden- Würrtemberg. Daar kan geen auto tegenop. De bagage was wat uitgebreider dan anders: een extra koffer met folders en promotiekaarten voor het 30e congres dat CBG en NGV in 2012 in Maastricht organiseren. Het tweejaarlijkse congres is nu georganiseerd door het bedrijf Pro Heraldica, samen met de heraldische vereniging Wappen Herold. Ze deden dat in ruim een jaar, nadat een andere organisator afhaakte. Een knappe prestatie. En ze hebben het op een professionele manier aangepakt. De communicatie voor het congres was goed en het congresmateriaal dat ik zondagavond oppik op de congreslocatie ziet er verzorgd uit.

Maandag openingsdag
De opening maandagmorgen is in het Neue Schloss, de oude residentie van de koningen van Württemberg. Het slot is redelijk gespaard uit de oorlog gekomen. Andere delen van het centrum van Stuttgart zijn volledig in puin gebombardeerd, en deels in moderne stijl weer opgebouwd. In de Witte Zaal van het slot krijgt het congres een stijlvol begin, met enkele speeches, afgewisseld met een pianotrio.
Het thema van het congres is "identiteit in genealogie en heraldiek" en daarmee zit je in de kern van beide disciplines. Rolf Suter, de vicevoorzitter van het congres had een mooie bespiegeling over het tijdsbesef in relatie tot familiebewustzijn. Familiebewustzijn helpt ons de tijd te ordenen.We spreken van generaties die ons zijn voorgegaan, van de jongste generatie. Dat denken in generaties heeft ook zijn plaats gekregen in genetica en in de psychologie. Suter verwees naar een richting in de psychologie die gebruik maakt van 'familieopstellingen'. Het is verrassend te zien hoe generaties voor ons van invloed zijn op ons denken en handelen nu. Zij geven daarmee - of we ons daar nu wel of niet bewust van zijn - vorm aan onze identiteit.

Maandagmiddag ging het lezingenprogramma van start. Van de vijfenvijftig lezingen dit congres is ongeveer tweederde heraldisch. Daarmee komt de genealogie wat minder aan bod dan anders.
Landgenoot Willem van Zon was een van de sprekers. Hij heeft een interessante matrix ontworpen op basis waarvan je kunt vaststellen wat dominante en minder dominante elementen zijn bij de keuze van een wapen, van de kleuren, figuren etc. die je daarin een plaats geeft. Als je deze matrix naast de wapenregistratie van de NGV legt dan blijkt het laten spreken van een wapen erg dominant te zijn) de naam verbeeld in het wapen) en het verbeelden van landbezit weinig voor te komen. Dat is op zichtzlef geen verrassing, maar je kunt dit vergelijken met andere registraties, wapens in een bepaalde plaats of regio, een periode, enzovoort. Kortom: een handig hulpmiddel. En dankzij de lezing kregen buitenlandse collega´s een idee hoe in Nederland bij ontwerp en registratie met wapens wordt omgegaan.

De openingsavond is er meestal een receptie voor de congresgangers. Die kreeg dit jaar een bijzonder karakter dankzij "S 21".  In Stuttgart, maar ook daarbuiten, is veel te doen over een infrastructureel plan die de bereikbaarheid van Stuttgart voor en de verbinding met München van de hoge snelheidstrein moet verbeteren. Het plan is tien jaar geleden aangenomen, maar nu het uitgevoerd wordt zijn er twijfels over de noodzaak en de beheersbaarheid van de kosten. De weerstand is groot en breed gedragen. De protestactiviteiten concentreren zich nu rond het station, dat nu deels wordt gesloopt. Daar is constant politie aanwezig om ervoor te zorgen dat de sloop door kan gaan. Actievoerders zijn ook constant aanwezig, en allerlei middelen duidelijk dat zij tegen "S21" zijn. De hekken rond het sloopterrein zijn door tegenstanders volgehangen met statements en objecten.

Een van de mikpunten van kritiek is Oberbürgemeister Schuster. Daarvan werden de congresgangers zich bewust tijdens de receptie in de Staatsgalerie. Bij aankomst moesten we door een politiecordon heen en tijdens de receptie braken demonstranten door de politiebewaking heen en lieten door fluitconcerten en gebonk op de ramen hun ongenoegen blijken over het beleid van de burgemeester. 
Zo waren we ineens verzeild in een politiek spel. Een van de sprekers die zich daardoor moeilijk verstaanbaar kon maken was een Zuid-Afrikaanse gast, de koning van de Khoi-San (bosjesmannen), met Nederlandse voorouders overigens.

Dinsdag
Dat was om twee redenen een bijzondere dag. 's Ochtends gaf ik mijn lezing naar aanleiding van het rouwborden project in de Grote Kerk van Breda, met een schets van de geschiedenis van rouwborden in Nederland. Maandagavond had ik nog stevig zitten schrappen in de tekst en dat bleek maar goed ook. Ik had de lezing precies binnen de tijd rond en er was nog gelegenheid voor een paar vragen ook. De reacties waren positief. Buiten Nederland (en ook wel daarbinnen) heeft men vaak geen idee van de heraldische rijkdom van ons land. Leuk om dat op dit podium voor het voetlicht te brengen.
Tussen de middag hadden we als organisatiecomité de taak om het Bureau Permanent des Congrès, het toeziend orgaan - te vertellen over de voortgang van de voorbereidingen voor Maastricht 2012. Dat hadden we (Jan Anema, Roelof Vennik en ik) netjes voorbereid. Liep dus goed. We merkten enthousiasme voor het congres in ons land. De promotiekaart, ontworpen door collega Guus van Breugel, doet het daarbij goed. De Nederlandse congresgangers treden ook als ambassadeurs op en delen de kaarten uit.

's Middags nog een paar interessante lezingen gehoord. Bijvoorbeeld van Stanislav Dumin die vertelde over de ontwikkeling van de genealogiebeoefening in Rusland. De afgelopen vijftien jaar komt er ook onder de 'gewone Russen' steeds meer belangstelling voor familiegeschiedenis.Nadat de Sovjet Unie ophield te bestaan was het aanvankelijk vooral genealogie vanuit de behoefte aan 'restauratie', onderzoek naar belangrijke families van voor de Revolutie. Gewone Russen kunnen - als de bronnen door oorlog of communisme niet verloren zijn gegaan - vaak wel terugkomen tot in de achttiende eeuw. Vanaf de tijd van tsaar Peter de Grote waren de lokale geestelijke verplicht ieder jaar in tweevoud een inwonerlijst te produceren, waarvan er één op lokaal bleef en de ander naar het regionale bestuur werd gestuurd.
De laatste lezing van de dag was van heraldisch tekenaar Ronny Andersen, die de afgelopen jaren veel Deense gemeentewapen ontwierp. Aan de hand van tal van voorbeelden liet hij zien hoe hij in samenspraak met gemeenten tot een voor alle partijen aanvaardbaar ontwerp kan komen. In een aantal gevallen moet hij het afleggen tegen grafische ontwerpbureau's die minder vertrouwd zijn met heraldiek en daardoor komen tot ontwerpen die wat de inhoud betreft meer van een logo hebben. Daardoor zijn ze meer tijdgebonden en daarmee sneller aan vernieuwing toe. Een goed ontworpen gemeentewapen heb je in principe voor 'de eeuwigheid'. Alleen de artistieke interpretatie ervan pas je in de loop van de tijd aan, bijvoorbeeld de stilering.

Woensdag
De traditionele excursiedag besteedde ik zoals gezegd om Stuttgart wat beter te leren kennen. Een stadswandeling bracht me bij en soms in de belangrijkste gebouwen, bijvoorbeeld het Haus der Geschichte (tweehonderd jaar geschiedenis van de deelstaat, met mooie ruimte vol familiefoto's, de mensen die de geschiedenis maakten en maken), Landesbibliothek (even rondgekeken), Hauptstaatsarchiv (even rondgekeken), Leonhard Kirche (mooie heraldische grafstenen), Hegelhuis (even geen zin in filosofie), Landesmuseum (in Alte Schloss, geschiedenis vanaf de Steentijd, ook bijzondere serie sterfbedschilderijen en grafmonumenten van hertogen en koningen van Württemberg).

maandag 10 mei 2010

Genealogie in Estland tegenwoordig

(Present day genealogy in Estonia; summary at the bottom)

De eerste week van mei was ik in Tallinn in verband met een uitwisseling tussen kamerkoor Collegium Utrecht en het kamerkoor van de Technische Universiteit Tallinn. Dat was een mooie gelegenheid Raivo Maine te ontmoeten, voorzitter van de Estse Genealogische Vereniging  (Eesti Genealoogia Selts).  We bespraken de ontwikkelingen in Nederland en Estland op genealogisch terrein.

We ontmoetten elkaar in het Beer House in de oude binnenstad van Tallinn. Dat is ingericht als een Duitse Bierstube, met zware houten tafels, bedienend personeel in Lederhose en met Tiroler muziek op de achtergrond. Zo kan je in de horecagelegenheden van Tallinn uitstapjes maken naar allerlei landen, van Ierland tot Brazilië. En er wordt teruggegrepen op de hanzetijd (toen Tallinn ‘Reval’ heette) met gerechten, inventaris, kleding en muziek geïnspireerd op de Middeleeuwen. Een leuke omgeving om bij te praten.
Raivo had een rustig plekje besproken, waar we pullen huisgebrouwen bier geserveerd kregen, met als bijgerecht knapperig Ests knoflookbrood, in smalle reepjes gesneden. Als Esten het hebben over ‘brood’ dan bedoelen ze ‘roggebrood’, van licht tot zwaar, vertelde Raivo.

Populariteit familiegeschiedenis

Raivo Maine begon op jonge leeftijd, zo’n dertig jaar geleden, met zijn familiegeschiedenis. Dat was een tijd waarin de archieven nog potdicht zaten en je het vooral moest hebben van informatie die je daarbuiten vond. Je maakte jezelf verdacht als je bij een archief zou aankloppen voor onderzoek. Dat veranderde vanaf de tweede helft van de jaren tachtig. De Mormonen kregen bijvoorbeeld in 1988-1989 de gelegenheid de belangrijkste genealogische bronnen te microfilmen. Echt open gingen de archiefdeuren pas toen Estland in 1991 zelfstandig werd.

Belangstelling voor genealogie is in Estland vanaf dat moment gegroeid. De tegenwoordige populariteit is te vergelijken met de Nederlandse situatie. Op een bevolking van 1,4 miljoen zijn naar schatting 10.000 mensen bezig met hun familiegeschiedenis. Een genealogisch televisieprogramma heeft Estland nog niet gehad. Wel is er een Estse variant van Spoorloos, een van de populairste televisieprogramma´s . 

Op de middelbare school is genealogie een keuzevak dat leerlingen in de bovenbouw gedurende enkele jaren kunnen volgen. Ze sluiten het af met een scriptie en presentatie. Maine is zelf als docent voor dit vak actief.
Er zijn twee handleidingen voor genealogisch onderzoek gepubliceerd, respectievelijk in 2000 en 2001, die wat betreft de beschikbaarheid van bronnen nogal verouderd zijn. Speciale Estse genealogische computerprogramma’s zijn er niet.  Veel Esten maken gebruik van de Amerikaanse webservice Geni.com om hun onderzoekresultaat vast te leggen. Internet is wijd verbreid in Estland en in elke horecagelegenheid, vergaderzaal of openbaar gebouw is gratis draadloos internet beschikbaar.

De Estse Genealogische Vereniging, opgericht in 1990, telt 700 leden. De organisatiegraad van de genealogen is daarmee wat kleiner dan bij ons. De vereniging heeft acht regionale afdelingen, afdelingstijdschriften,  een jaarboek (samen met Vereniging voor Lokale  Geschiedenis en Vereniging voor Monumentenzorg) en organiseert jaarlijks een congres.



Bronnen

De burgerlijke stand bestaat in Estland sinds 1 juli 1926. Net als bij ons waren de kerken bij de invoering ervan verplicht hun dtb-registers over te dragen aan de overheid om als ‘retroacta van de burgerlijke stand’ te dienen. De Lutherse en Russisch orthodoxe kerkeboeken vormen samen het merendeel van de registers. Daarnaast zijn er dtb-registers van de kleinere kerkgenootschappen. Aan de hand van de dtb-registers is het in veel gevallen mogelijk terug komen tot ongeveer 1700. Voor Esten met lutherse voorouders zijn ook de lidmatenregisters een belangrijke bron. Lutherse predikanten hielden daarin soms een gedetailleerde administratie bij over de handel en wandel van hun gemeenteleden.

Een belangrijk deel van het tegenwoordige  Estland was tot vroeger in handen van grootgrondbezitters . Naast deze basisbronnen bevatten de archieven van hun landgoederen daarom veel interessante informatie voor genealogen, als ze tenminste niet verloren gegaan zijn bij een opstand in 1905.

Het grondgebied van het huidige Estland, de noordelijkste van de drie Baltische Staten heeft een complexe territoriale geschiedenis. Naburige landen als Zweden, Rusland en Polen-Litouwen hadden het geheel of gedeeltelijk in bezit gedurende een periode. Estland was eerder korte tijd zelfstandig, van 1918 tot 1940.  Dat maakt dat je je bij genealogisch onderzoek steeds af moet vragen: tot welk territorium hoort het in deze periode? 

De genealogische basisbronnen komen - met allerlei ander bronnenmateriaal - in een hoog tempo beschikbaar in de virtuele studiezaal (Virtuaalne Uurimissaal)  van het Nationaal Archief  (Rahvusarhiiv). De films van de Mormonen dienden  als basis voor deze scans. Ze zijn gratis in te zien en te downloaden. Ze lopen meestal door tot de invoering van de burgerlijke stand in 1926, sommige bronnen tot 1940. De kerkeboeken zijn per kerkgenootschap gegroepeerd, daarbinnen per provincie en vervolgens per plaats.  Het project heet ´Saaga´. Je vindt er gemakkelijk je weg in. Onderzoek in deze bronnen betekent dat je moet bladeren. De eerste indiceerprojecten komen op initiatief van de Estse Genealogische Vereniging van de grond. De vereniging is begonnen met het indiceren van de lidmatenboeken.

Van de twee andere Baltische landen heeft Letland een vergelijkbare digitale studiezaal in ontwikkeling. De bronnen kunnen daar alleen online ingezien en niet gedownload worden. Een landelijke genealogische vereniging is er niet. Litouwen kent een dergelijk initiatief nog niet een heeft ook geen genealogische vereniging.    

Fixatie familienamen in negentiende eeuw 

Tot in de negentiende eeuw gebruikten alleen vrijen een familienaam. De lijfeigenen - een groot deel van de bevolking -  hadden alleen een voornaam, eventueel met patroniem of de naam van de boerderij waar ze woonden als toenaam.

In de zuidelijke helft van het tegenwoordige Estland, dat toen onder Lijfland viel (Eng.: Livonia) werden familienamen in 1819 verplicht. In het noordelijke deel gebeurde dat bij de volkstelling van 1834 (vastgelegd in naamboeken in 1835). Wie nog geen naam had koos er een of kreeg er een toegewezen. Sommige landgoedeigenaren gebruikten een programmatische aanpak . Zij deelden namen uit zoals we tegenwoordig de straatnamen in wijken volgens bepaalde thema’s kiezen. Op het ene landgoed kregen de ‘naamlozen’ bijvoorbeeld als toenaam Estse plaatsnamen, op een ander landgoed namen van Europese hoofdsteden als Hamburg, Londen of Parijs. Op weer een ander landgoed waren het voornamen uit de klassieke oudheid die tot familienaam werden, bijvoorbeeld Claudius of Herodes.

In deze periode ontstond ook de familienaam Eitea (‘Ik weet het niet’). Het zou het antwoord  geweest zijn op de vraag ‘Welke familienaam wil je?’. Raivo Maine verzekerde me dat hij een aantal van deze gevallen kent. Het maakt geen deel uit van het mythische genealogische repertoire.   
Dat geldt wel voor het populaire verhaal dat de grootgrondbezitters vele buitenechtelijke kinderen verwekten. Dat zou het gevolg geweest zijn van het recht van de heer op de eerste huwelijksnacht van de dochters van hun lijfeigenen. Volgens Raivo Maine gaat dit slechts een enkele keer op.

Afscheid

Na elkaar uitgebreid geïnformeerd te hebben namen we afscheid en spraken daarbij het voornemen uit om contact te houden. Het Internationale Congres in Maastricht in 2012 is een mooie gelegenheid om elkaar weer te ontmoeten. Bij het thema ‘grenzen in genealogie en heraldiek’ past zeker een bijdrage uit en over de Baltische landen.


English summary

While in Tallinn for a concert week with  chamber choir Collegium Utrecht , I had the opportunity to meet Raivo Maine , president of the Estonian Genealogical Society. I talked to him about present day genealogy in Estonia. Raivo himself started his genealogical research some thirty years ago. Estonia was still under Soviet rule and archives were closed. This changed in the second half of the eighties. The Mormons  – for instance –were  allowed to microfilm the Estonian church books in 1988-1989. The doors of the archives were really opened after Estonia became independent in 1991.
From that time on the popularity of family history grew. Raivo Maine estimates that on a population of 1.4 million people about 10.000 are practicing genealogy. In high school students have the possibility to follow a genealogy course during the last three years before they graduate. They present a paper as a result of their genealogical work.
There is no Estonian genealogical desk top program. Among Estonian genealogists the American webservice Geni.com is popular.  Use of internet for genealogical research is very widespread in Estonia, just as it is in everyday life. In every public building, library, restaurant, etcetera, there’s free access to wireless internet.
The Estonian Genealogical Society (Eesti Genealoogia Selts)  is founded in 1990 and has 700 members. The society has eight regional branches, with their own activities and magazine. The Society publishes (with two other heritage organizations) a yearbook and has an annual national congress.

Civil registration in Estonia started on July 1st, 1926. Churches had to hand over to the government their churchbooks by then, to serve as a ´retro registration´. The greater part of the churchbooks are of Lutheran  or Russian-Orthodox origin, the two dominant religious denominations. For Estonians with Lutheran ancestors membership books are an important source. Lutheran ministers wrote all kind of information on the lives of the individual members in those books, their (mis)behaviour, where they came from, where they went. Important too for genealogical research are the archives of the estates.
The basic sources for genealogical research have been digitized by the National Archives of Estonia and are available in the digital reading room (Virtuaalne Uurimissaal) as part of the Saaga project. You can consult and download the sources page by page. The Estonian Genealogical Society started indexing the member books of the Lutheran church.
Of the two other Baltic countries Latvia is developing a comparable digital reading room. The images of the sources can be consulted, but not downloaded. Latvia has no national genealogical organization. Lithuania has no digital genealogical reading room yet and neither is there a national genealogical society.

The Estonian society consisted up to the second decade of free people on the one hand and serfs on the other. Serfs had no hereditary family name. In the southern part of Estonia people were obliged to take a family name in 1819, in northern part on the occasion of the census in 1834 (registered in name books in 1835). The Estate owners sometimes used a certain program or theme when giving people on their territory names. On one estate people got names of Estonian towns, in another of European cities like Paris or Hamburg. Or the estate owner gave for instance family names inspired by Roman or Greek first names like Claudius or Herodes. There were even names adopted like ‘Etea’, meaning ‘I don’t know’. The answer to the question ‘What name would you like to have’?

After informing each other about the development of genealogy in our countries, we said good bye and agreed to keep in touch. Maybe we will meet again at the international congress in Maastricht in 2012. Bearing in mind the history of the Baltic countries, a presentation fitting the congress theme ´frontiers in genealogy and heraldry´ would be a nice contribution.

vrijdag 30 april 2010

Esten in dienst van de VOC

(Estonians in the Dutch East India Company: English summary at the bottom)

Zijn er genealogische relaties tussen Nederland en Estland? Komende week ben ik met het kamerkoor Collegium Utrecht in dit Baltische land. We geven met een Ests koor concerten in de hoofdstad Tallinn en universiteitsstad Tartu. Aanleiding om me wat te verdiepen in de Est-Nederlandse genealogische relaties. Nederlanders hebben daar sporen nagelaten, dat is bekend. Vanaf de Middeleeuwen was er een levendige handel op de Oostzee. Nederlandse schepen deden ook Reval aan, zoals Tallinn toen heette. Nederlandse zeelui en kooplieden verbleven er kortere of langere tijd. En de beeldhouwer en architect Arent Passer (Den Haag circa 1560 - Reval 1637) woonde en werkte er.

 Reval omstreeks 1650

Maar andersom? Zijn er inwoners uit wat nu Estland is in het verleden naar Nederland gekomen? Er waren in ieder geval studenten uit de Baltische landen die ten tijde van de Republiek aan de Leidse universiteit studeerden. Zo vertelde mijn collega Martine Zoeteman, die een dissertatie over studenten aan de Universiteit Leiden schrijft. Die universiteit stond hoog aangeschreven en trok veel buitenlandse studenten.
Die internationale aantrekkingskracht had ook de Vereenigde Oostindische Compagnie. Onder het scheepsvolk en de militairen in dienst van de VOC waren vele buitenlanders. En die zijn tegenwoordig gemakkelijk in de VOC-administratie terug te vinden dankzij het project VOC-Opvarenden. De gegevens uit de scheepssoldijboeken van bijna 3.000 reizen naar de Oost (1700-1795) zijn hiervoor bewerkt. Het project is nagenoeg afgerond. De gegevens zijn ingevoerd en de laatste controles worden nu uitgevoerd.
Wie geïnteresseerd is kan online zoeken in de database met 600.000 opvarenden. Grofweg twee derde van hen was zeeman en één derde soldaat. Zoeken op naam en kan voor genealogen verrassingen opleveren, familieleden die er onverwacht in opduiken. Een 'hele verre neef' Willem Pietersz Straver uit Oudewater was van 1716-1718 in VOC-dienst.Hij is uitgeschreven met als reden 'weggelopen'.
Dankzij de zoekmogelijkheden op plaatsnaam vond ik 39 opvarenden uit Reval (waarvan drie twee keer voorkomen) en 4 uit Dorpat (het tegenwoordige Tartu). Driekwart van hen was militair, de rest zeeman. Ze droegen namen als Andries Marison, Eberhard Hertzoch, Michael Jacobson, Hans Jenssen, Johan Kastner, Fredrik Koopneff, Andries Marrison, Evert Rasmusz en Ottho Rootfelt. Die vertoonden op het eerste gezicht weinig gelijkenis met tegenwoordige Estse namen, die meer Fins ogen (Ests is een aan het Fins verwante taal). De Revalse VOC-ers hebben namen die meer Duits en Scandinavisch aandoen. Dat is niet zo verwonderlijk gezien de grote Duitse invloed aan de zuid- en oostkust van de Oostzee. En een groot deel van het tegenwoordige Estland maakte lange tijd deel uit van het koninkrijk Zweden. Daarbij zullen sommige namen verbasterd zijn door VOC-klerken.  

Het zoekresultaat voor Reval en Dorpat exporteerde ik als tabel naar Excel (wat een handige optie!) en stuurde ik per e-mail naar Raivo Maine, voorzitter van de Estse genealogische vereniging. Zag hij er bekende namen in terug? Hij constateerde dezelfde herkomst van de namen. Alleen 'Johan Alstadius' deed een bel rinkelen: mogelijk hoort hij tot een bekende predikantenfamilie in Reval.
Dat was aanleiding de inschrijving van Alstadius in het originele scheepssoldijboek te bekijken. In de  database is veel informatie over de VOC-dienaren uit deze bron overgenomen. Maar ze kunnen meer gegevens bevatten. En bovendien moet je als onderzoeker rekening houden met mogelijke fouten bij het overnemen van de gegevens.
De originele scheepssoldijboeken zijn bij het Nationaal Archief in Den Haag in te zien, deels als origineel, deels op microfilm. De database geeft het inventaris- en folionummer waar de VOC-dienaar te vinden is. In de online inventaris van het VOC-archief vond ik nadere gevens over dit inventarisnummer. Zo kwam ik goed voorbereid op de studiezaal van het Nationaal Archief. Daar had ik binnen een kwartier het foliant van het scheepssoldijboek van het schip Westkapelle voor me liggen. Het schip voer op 26 oktober 1740 uit voor de kamer Zeeland van de VOC, kwam aan op  Kaap de Goede Hoop 7 februari 1741 en op de rede van Batavia 25 juni 1741.

 Inschrijving van Johan Alstadius in het scheepssoldijboek van de Westkapelle (1740)

Ik vond de gegevens uit de database bevestigd. Alstadius kwam inderdaad uit Reval, was korporaal (wedde 14 gulden per maand), en overleed een half jaar na aankomst in Batavia op 19 februari 1742. Het originele scheepssoldijboek gaf ook de plaats van overlijden: het hospitaal in Batavia, dat kwam met een rekening van ruim 52 gulden. Zoals veel VOC-opvarenden begon Johan Alstadius zijn reis met een stevige schuld. De VOC keerde hem als voorschot een handgeld uit van twee maanden wedde. Daarnaast had hij een schuldbrief aan toonder ondertekend ter waarde van 150 gulden. Die was in handen van Benjamin Catteau. De schuldenaar kreeg bij ondertekening van zo'n schuldbrief een deel van het bedrag in handen. De rest was voor het risico dat de geldlener liep. Benjamin Catteau, de eigenaar van de schuldbrief, kreeg uiteindelijk 98 gulden14 stuivers en 3 penningen uitgekeerd en schoot er dus ruim 50 gulden bij in.
De sterfte onder VOC-dienaren was hoog en dat gold ook voor de opvarenden uit Reval. Van de 36 stierven er 22 in VOC dienst (14 binnen twee jaar). Van de overige 14 zijn er 2 gedeserteerd, 1 leed schipbreuk, 3 waren nog in dienst in 1794 bij afsluiting van de administratie en 8 werden 'gerepatrieerd', keerden terug naar de Republiek. 


Summary:
The online Database "VOC sea-voyagers" has information on more than 600.000 employees of the Dutch East India Company, based on the pay ledgers (scheepssoldijboeken) of over 3.000 voyages to the East Indies between 1700 and 1795. The employees came from all over Europe. Sixty percent of the employees aboard were seamen, thirty percent soldiers. The database gives a lot of information on the ships, the voyages and the individual sea-voyagers. The original pay ledgers can be consulted at the Nationa Archives in The Hague.
On the occasion of my visit to Estonia next week (with the chamber choir Collegium Utrecht), I consulted the database on people originating from this country. I searched the database on Reval (Tallinn) and Dorpat (Tartu) as places of origin. The database came up with 39 from Reval and 4 from Dorpat. About 75% of them were soldiers, the rest seamen. The mortality rate was high of the 36 employees originating from Reval 22 died while serving the Dutch East India Company (14 within 2 years), 2 deserted, 1 was shipwrecked, 3 were still in service in 1794, 8 were repatriated to the Dutch Republic.
The database holds a lot of information taken from the ledgers. But consulting the original ledgers in the National Archives (The Hague) not only gives you the opportunity to control the database ionformation but also can result in more detailed information. So, consulting the original ledger with the information on Johannes Alstadius, who went to the East Indies on the ship Westkapelle in 1740, I found that he died in hospital in Batavia (on February 19th, 1742), half a year after his arrival there.     

zondag 4 april 2010

VVF-congres Brussel met thema migratie

De Vlaamse Vereniging voor Familiekunde hield zaterdag 27 maart haar jaarlijkse congres. Dit keer organiseerde de afdeling Brussel het evenement, met migratie als centraal thema. Opvallend aan dit congres was dat het zich op meerdere locaties in de Belgische hoofdstad afspeelde. De activiteiten waren op loopafstand van elkaar verwijderd en voor wie niet wilde of kon lopen reden pendelbussen.

 Opening

Eerste lokatie was het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, een van de drie gewestelijke volksvertegenwoordigingen in België. In de moderne vergaderzaal vond de opening plaats en waren enkele lezingen. Journalist Guido Fonteyn liet zien hoe het komt dat zoveel Walen een Vlaamse familienaam dragen. In de negentiende eeuw was er in Vlaanderen grote armoede. Fonteyn vergeleek de situatie in het midden van die eeuw met die in Ierland. Er was grote hongersnood door aardappelziekte en mislukte graanoogsten en er waren opeenvolgende epidemieën. In Wallonië ontwikkelden zich juist in die periode mijnbouw en zware industrie. Dat had een grote aantrekkingskracht. Een half miljoen Vlamingen trok naar Wallonië en verfranste binnen enkele generaties.

's Middags konden de congresdeelnemers kiezen uit verschillende activiteiten: een stadswandeling in het teken van migratiegeschiedenis, een bezoek aan het Algemeen Rijksarchief of de genealogische markt. Ik wandelde naar het Algemeen Rijksarchief op de 'Kunstberg', het museumkwartier waar een groot aantal culturele instellingen geconcentreerd is (zie de Kunstberg website).  

 Karel Velle heet de congresgangers welkom 

Algemeen Rijksarchivaris Karel Velle ontving de congresdeelnemers met een inleidend praatje. Het  Belgische Rijksarchief (waartoe het Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven in de provincies horen) is een federale instelling en heeft zijn archieven op achttien verschillende lokaties ondergebracht. Binnenkort komen daar twee nieuwe lokaties bij, o.a. te Leuven. Het bezoek aan de studiezalen groeit dankzij indexen en toegangen die op internet te raadplegen zijn. Om de groeiende belangstelling aan te kunnen zijn de rijksarchieven de dienstverlening aan het moderniseren. De nieuwe Archiefwet - die nu in behandeling is - zal de aanwas van archieven sterk doen toenemen. De overbrengingstermijn komt op 30 jaar. De Rijksarchiefdienst ziet in de  nieuwe situatie jaarlijks 10 kilometer over te brengen archief op zich afkomen.

Een van de medewerksters van het Algemeen Rijksarchief, Geertje Elaut, vertelde over enkele projecten die voor genealogen interessant zijn.
Sinds 2007 loopt het project Demogen Visu. Vrijwilligers indiceren thuis akten van de burgerlijke stand van Vlaams Brabant en Brussel. Zij doen dit met behulp van een gedownload programma op basis van afbeeldingen van de akten zelf. De resultaten zijn verwerkt in de online databases van het Rijksarchief . Kies daarbij voor 'zoeken op personen'. Er zitten op dit moment 3,5 miljoen personen in de database. Het Rijksarchief kreeg voor dit project een e-government award (te bewonderen in de hal van het Algemeen Rijksarchief).
Een voor de langere termijn nog interessanter project is de samenwerking die het Rijksarchief is aangegaan met de Mormonen. In dit project worden de Belgische akten van de burgerlijke stand en de parochieregisters (dtb-registers) gescand en ontsloten. Voor de scans van de burgerlijke stand vormen de zilverfilms van de Mormonen in Salt Lake City de basis. Dat zijn de moederfilms. De parochieregisters worden gescand vanaf de originele bronnen (daarvoor is ook samenwerking nodig met de archieven waar originelen berusten). De verwachting is dat aan het eind van het jaar de eerste resultaten voor de genealoog beschikbaar komen. Daarvoor moet eerst het serverpark van het Rijksarchief uitgebreid worden. Er is nu onvoldoende opslagcapaciteit. Als deze technische hobbel is genomen komen de bronnen in eerste instantie alleen voor de bezoekers van de rijksarchieven beschikbaar. Je kunt dan naar elk willekeurig rijksarchief gaan waar de gescande bronnen via het intranet van het landelijke Rijksarchief te bekijken zijn. De bronnen komen dus (nog?) niet via internet beschikbaar. Het bezoek aan een Belgisch rijksarchief is - in tegenstelling tot de Nederlandse situatie - niet gratis. Voor 5 euro heb je een weekpas die toegang geeft tot één bepaald rijksarchief. Een jaarpas van 20 euro is geldig voor alle rijksarchieven.
Andere projecten die ter sprake kwamen waren het digitaal fotograferen en beschikbaar stellen van de collectie van 38.000 gipsafgietsels van zegels en het project Cartesius. Hierin werkt een aantal instellingen samen om historisch kaartmateriaal te digitaliseren en via het internet aan het publiek beschikbaar te stellen.
Als laatste presenteerde de medewerkster het educatieve project Archief en Democratie. Het Rijksarchief kiest ervoor middelbare scholieren via een website kennis te laten maken met wat een overheidsarchief is en met de vraag waarom archieven bewaard moeten worden. Een mooi initiatief.

In het kader van het congresthema hield archiefmedewerker Filip Strubbe een introductie over de Vreemdelingendossiers van het Ministerie van Justitie. Bij het Algemeen Rijksarchief zijn voor onderzoekers de dossiers toegankelijk die zijn aangemaakt in de jaren 1832-1943. Je kunt er de weg in vinden via (gemicrofilmde) kaartsystemen. Een interessante bron voor Nederlandse genealogen waarvan familieleden zich in België vestigden. De dossiers bevatten vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw ook foto´s van de vreemdelingen. Alleen dit kan een bezoekje aan het Algemeen Rijksarchief al de moeite waard maken.

De volgende activiteit die ik bezocht was de genealogische markt met workshops in het gebouw van Faro, de ondersteunende instelling voor de Vlaamse erfgoed sector. Ook hier bijzondere aandacht voor het thema migratie. Collega Sytske Visscher stond er in de CBG-stand, met de nodige belangstelling van Vlamingen met een Nederlandse familieconnectie. Ook verschillende deeltjes uit de CBG-reeks Voorouders van Verre gingen van de hand.
Op deze markt was er ook aandacht voor het project ́Familiegeschiedenissen van Turkse Brusselaarś, uitgevoerd door Kathleen De Blauwe, medewerkster van de genealogische koepelorganisatie Familiekunde Vlaanderen. Zie ook haar artikel '́Migratie, familie en erfgoedpraktijḱ' in het januari-februari nummer van het VVF-tijdschrift Vlaamse Stam (dat geheel aan het congresthema is gewijd) en de te downloaden brochure 'Turks Familiaal Erfgoed'.


Hier is het AMVB gevestigd

De laatste congresactiviteit vond plaats in het gebouw van het Archief en Museum voor het Vlaams Leven te Brussel (AMVB). Daar werd een tentoonstelling geopend over verenigingen van migranten in Brussel tussen de wereldoorlogen. Een mooie afsluiting van een geslaagd congres.

Volgend jaar organiseert de West-Vlaamse afdeling Roeselaere het VVF-congres, op 21 mei 2011 in cultureel centrum De Spil in Roeselaere.

maandag 1 maart 2010

WDYTYA zondag: conference day

Zondagmorgen stond ik vroeg naast mijn bed. Onder de douche vandaan ontdekte ik dat mijn wekker me op de Nederlandse tijd wakker had gemaakt. Een uur eerder dan de bedoeling was. Het extra uurtje tot het ontbijt gebruikte ik om op de site van PBS de derde aflevering van Faces of America te kijken. Ook hier wordt een aantal celebreties geconfronteerd met stukjes van hun familiegeschiedenis. De formule verschilt van WDYTYA. In één uitzending zitten meerdere beroemdheden, verzameld rond één thema, waarover ieder van hen praat met gastheer Henry Louis Gates jr. Op tafel ligt een groot plakboek met het resultaat van onderzoek naar hun voorouders. De beroemdheden gaan dus niet zelf op pad voor hun familiegeschiedenis. Aan het eind van de uitzending ook nu de vraag ‘wat betekent het voor jou persoonlijk dat je dit van je familiegeschiedenis weet?’
De meeste hoofdpersonen zagen hoe hun familiegeschiedenis eeuwen terug ging op het Amerikaanse continent. Zo niet cellist Yo-Yo Ma. Zijn vader vertrok uit China naar Frankrijk en later (met vrouw en Yo-Yo) naar de Verenigde Staten. Vader vertelde Yo-Yo niet zoveel over zijn afkomst. Faces of America ging naar China en vond daar verre familieleden en zijn genealogie, bewaard door een achterneef. Die verborg het manuscript ten tijde van Culturele Revolutie. Hij metselde het in de muur van het familiehuis. De vader van Yo-Yo stond er nog in vermeld. De genealogie was rond 1700 begonnen door een lid van de Ma-clan. Die noteerde daarbij de generaties die hem voorgingen, teruggaand tot het midden van de vijftiende eeuw.
Het handschrift bevatte nog iets opmerkelijks. De cellist wist wel dat hij naast de clannaam ´Ma´ de naam ´Yo´ als ‘generatienaam’ heeft, net als de generatiegenoten van zijn familie. Verrassend was dat de generatienamen als een programma voor de toekomst opgenomen zijn in de genealogie, dus ook ‘Yo’ en ‘de namen van de komende dertig generaties’ (aldus Henry Louis Gates). Fascinerend. Deze verrassing raakte Yo-Yo zichtbaar: emotie-televisie. Een Amerikaanse internet columnist spreekt, met de VS-versie van WDYTYA ook nog op komst (vanaf 5 maart), over ‘roots-tv’ als de nieuwe tak van ‘reality tv’. En op 8 maart is een aantal hoofdrolspelers van beide programma´s bij Oprah te gast.

Voor WDYTYA Live is zondag de rustige dag. Een enkele verenigings-stand was al verlaten. Niet elke vereniging heeft de vrijwilligers en middelen om een stand gedurende drie dagen bezet houden. Voordeel van die relatieve rust is dat het rond de stands niet zo druk is. Standhouders hebben meer tijd voor je, drukken een folder in je hand en proberen je soms ook naar binnen te loodsen.
Nu ik gisteren - onvoorbereid - bij de National Archives wat onderzoek naar een Engelse voorouder van mijn zwager deed, trok ik hier ook maar de stoute schoenen aan en meldde me voor een ´ask the experts´ sessie. Er was nog geen rij van wachtenden dus een begeleidster bracht me bij een van de tafels, naar een expert die in Essex thuis is. De uitkomst was dezelfde als na mijn zoektocht gisteren: niets te vinden op internet. Ook nu de suggestie te zoeken in de DTB-films van de St.-Nicholas parochie van Harwich bij de Society of Genealogists. Leuk om zo´n sessie mee te maken, en prima geholpen!


Vervolgens nog een workshop gepakt van Paul Gorry (National Archives of Ireland) over ontwikkelingen op het gebied van de internetgenealogie in zijn land. Ook daar komt veel digitaal beschikbaar. Hij demonstreerde onder andere www.irishgenealogy.ie, een portal die vorig jaar opnieuw gelanceerd werd en die snel groeit (met gratis databases en images). Van Ierland maakte ik de overstap naar Schotland. Even bijpraten met Bruce Durie. Hij heeft bij de University of Strathclyde (Glasgow) een drietraps opleiding ´Genealogical studies´ opgezet, waarbij de laatste recht geeft op de masterdegree (MSc)  Ik viel met mijn neus in de boter …. de whisky (in Schotland zonder e). Hij schonk net voor zijn bezoekers zijn eigen ´Durie whisky´ (Rossend Castle), aangelengd met wat water. Na de verbroedering volgde een goed gesprek.


Tenslotte pikte ik nog een paar lezingen mee van de ´Conference´. Om op zondag wat meer bezoekers te trekken heeft men een ´conference´ bedacht met drie lezingen in het WDYTYA theater door bekende sprekers. Wie ingeschreven heeft voor de conference (en extra betaald) mag ook gebruik maken van de ´netwerkruimte´. De lezingen waren uitverkocht, de netwerkruimte zo goed als leeg. Peter Christian, auteur van een boek over dit onderwerp, hield een lezing over de (nabije) toekomst van internetgenealogie. Lastig voor de Engelse genealoog is het overzicht te houden wat op welke (al dan niet commerciële) site beschikbaar is. Hij voorziet wat de commerciële aanbieders betreft nieuwe overnames en samengaan van bedrijven. Ook ‘cross licensing’ zal zich verder ontwikkelen. Hierbij gebruiken commerciële partijen bijvoorbeeld elkaars indices. Zo hoeven zij niet allebei dezelfde bronnen te indiceren. Ook Familysearch van de Mormonen gebruikt indices van commerciëlen (bijv. Findmypast). Beide partijen doen hier hun voordeel mee.      

Halverwege de middag pakte ik mijn biezen en wandelde naar het Olympia metro station, op weg naar vliegveld Heathrow.  De metro zat vol met WDYTYA-gangers. Tegenover me kwam een jonge vrouw met haar moeder zitten. Ze waren bij een van de presentaties van een ‘celebrity’ geweest in het WDYTYA theater. De dochter mopperde tegen haar moeder dat die beroemdheden wel erg veel aandacht krijgen. De BBC zoekt het familieverleden gratis uit en de celebrity krijgt er nog een mooie familievideo bij ook. Ze klaagde niet alleen, maar gaf ook het alternatief: laat zien hoe een man of vrouw ‘from the street’ afstamt van een beroemdheid. Een Engelse variant van het Nederlandse Verre Verwanten doemde voor me op.

De BBC heeft de series 9 en 10 in voorbereiding. Wij staan aan de vooravond van de eerste Nederlandse WDYTYA. Ik kijk er naar uit. De eerste programma’s met Nederlandse celebreties – waarvoor het Centraal Bureau voor Genealogie vooronderzoek deed - zijn opgenomen en het materiaal is veelbelovend. Zal het programma bij ons ook zo’n stimulerend effect hebben op de belangstelling voor familiegeschiedenis? En komt er vervolgens ook een ‘Gezichten van Nederland’ of ‘Koppen van Nederland’ naar de formule van Faces of America? Ook deze titel laat zich niet gemakkelijk vertalen.

zaterdag 27 februari 2010

Dag twee WDYTYA Live en bezoek National Archives

Voor mijn tweede dag WDYTYA Live stond eerst een bezoek aan de National Archives op het programma. Dat staat al langer op mijn verlanglijstje, maar vandaag kwam het er van. Ik was vooral nieuwsgierig naar de publieksvoorzieningen van dit archief.  Ze hebben wat dat betreft een goede naam.

Het was twintig minuten met de metro vanaf mijn logeeradres bij Earls Court naar Kew Gardens. De ov-chip is de afgelopen jaren uitgerold in Londen en omgeving en dat heeft het gemak bij het reizen wel vergroot. Gewoon een 'oyster card' kopen en daar een tegoed op zetten. Vanaf Kew Gardens is het maar vijf minuten lopen naar het archief en de wandelroute is aangegeven door borden. De National Archives  zijn gevestigd in een modern gebouwencomplex  met een grote waterpartij ervoor.
 

In de ruime hal werd ik verwelkomd door een aardige receptionist die me doorverwees naar de leeszaal op de eerste verdieping. Op de begane grond zijn verder nog het restaurant (prima cappuccino en brownies), een 'museum' (te vergelijken met De Verdieping in het KB-NA complex in Den Haag, met topstukken), een boekwinkel en een internetcafé.  

Voor de nieuwkomers is er elke morgen een introductiebijenkomst 'New to Kew'. In afwachting van het begin daarvan liep ik even wat rond en voelde me als een kat in een vreemd pakhuis, een groot pakhuis. Goed om weer eens te ervaren hoe het is als bezoeker een archief binnen te komen waar je het bronnenmateriaal niet kent en de weg niet weet.
De National Archives hebben één open studiezaal waar je zonder registratie naar binnen kunt (wel door een beveilingspoortje) en twee studiezalen - voor het inzien van originele documenten - waar je alleen met een bezoekerspas naar binnen mag. Die pas wordt ter plekke voor je aangemaakt op vertoon van een identiteitsbewijs en een document waaruit je woonadres blijkt. Er zit ook een chipknip op waarmee je kopieën en prints betaalt. Erg handig.


Tijdens New at Kew kreeg ik met nog twintig ander 'newbies' eerst de huisregels te horen en daarna uitleg over de inrichting en onderzoekmogelijkheden. Daarna was ik wat vertrouwder met de onderzoekomgeving. In de open open studiezaal kom je eerst in de 'learning zone', met een aantal computers, naslagwerken en folders en een medewerker die je wegwijs maakt.Daarna is er een vrije zone met zo'n 150 computers en 50 microfiche- en microfilmleesapparaten, fiches, films, inventarissen en ander toegangen en kopieerapparaten en printers. Daar zag ik vier medewerkers ter ondersteuning van de bezoekers. Een deel van de open studiezaal is ingericht als 'stiltezone', met ook weer enkele tientallen computers. Daarachter bevindt zich een bibliotheek in open opstelling. Je mag dus zelf tussen de stellingen om een boek te pakken. Dat verklaart ook de beveiligingspoortjes bij de ingang en de beveiligingscamera's.
Het grote aantal computers geeft al aan dat zowel digitale toegangen als digitale bronnen een belangrijke plaats in het onderzoek innemen. Toen ik terug kwam van de introductie waren veel van de computers bezet. Ik schat dat er tegen de middag zo'n 120 onderzoekers aan het werk waren.
De onderzoeker wordt voor een belangrijk deel ook digitaal de weg gewezen bij zijn onderzoek: het informatiesysteem van de studiezaal is een soort schil over allerlei informatie in en buiten de National Archives. Via dit systeem kom je ook terecht op de sites van commerciële aanbieders van informatie als Ancestry en Findmypast. Niet alleen de indices maar ook de digitale bronnen zelf - waar je thuis voor betaalt - krijg je te zien.Voor allerlei onderzoekvragen zijn zoekwijzers beschikbaar. Die zijn heel compact en stapsgewijs ingericht, zonder overbodige ballast, vaak niet meer dan één kantje van een A5. Heel instructief.

Aan de hand van een van de voorouders van mijn zwager, die in 1814 in Harwich geboren moet zijn, probeerde ik het zoeken naar personen uit. Ik vond geen gegevens van hem en zijn verwanten, maar kreeg wel een indruk van de mogelijkheden. Als ik bij een volgende gelegenheid een bezoek breng aan de bibliotheek van de Society of Genealogists (staan ook op mijn lijstje) zal ik daar de DTB van Harwich op microfiche kunnen bekijken.

In de loop van de middag was ik weer in Olympia National Hall voor WDYTYA Live. DE National Archives zijn daar dit jaar overigens niet vertegenwoordigd, volgens een medewerkster in verband met de kosten. Ik concentreerde me vooral op boekhandels, uitgevers en aanbieders van cursussen. Het aantal uitgaven op het gebied van familiegeschiedenis is enorm, met boeken voor regionaal en lokaal onderzoek, onderzoek in bepaalde bronnen of naar beroepsgroepen. Er zijn op de Britse markt inmiddels vijf genealogische magazines, waaronder een van de National Archives ('Ancestors') en een van de BBC ('WDYTYA Magazine'). Een zesde tijdschrift is onderweg, met een redactie rond de dankzij WDYTYA bekend geworden genealoog Nick Barratt: 'Your Family History; Genealogical Advice from the Experts'. Een van de uitgevers maakte me wel duidelijk dat het erg dringen wordt op de markt en dat het de vraag is of ze de komende jaren alle zes zullen overleven.

Op het gebied van opleidingen en cursussen was het aanbod nog weer groter dan vorig jaar, van de korte online cursussen van Pharos Tutors tot en met de opleiding Genealogical Studies van de University of Strathclyde.
De foldertas begint na twee dagen WDYTYA Live al aardig gevuld te raken.

Openingsdag Who Do You Think You Are Live 2010

Het populaire BBC-programma Who Do You Think You Are (WDYTYA) leent zijn naam aan een jaarlijkse beurs die in de Olympia Hall in Londen wordt gehouden. Dit jaar is het de vierde keer (van 26 – 28 februari). WDYTYA Live is een omvangrijke beurs, met een groot aantal deelnemers, die samen een terrein bestrijken dat veel breder is dan familiegeschiedenis alleen. Het krioelt er drie dagen lang van de genealogen tussen de circa 200 stands.



Familiegeschiedenis is – net als lokale en regionale geschiedenis – erg populair in Groot-Brittannië.   Dat verklaart voor een deel de levensvatbaarheid van WDYTYA Live. Maar belangrijker nog is de bijdrage die commerciële partijen leveren aan de exploitatie en sponsoring van de beurs. Bedrijven als Ancestry, Find My Past en The Genealogist hebben grote ‘kramen’ en nemen daarmee veel betaalde vierkante meters voor hun rekening. Daarnaast ondersteunen ze workshops en lezingen. Ook Family Search van de Mormonen heeft een grote stand, waar je direct bij binnenkomst tegenaan loopt.  De grotere kramen met veel commerciële deelnemers vullen twee derde van de ruimte. Op de plattegrond en in de ‘showguide’  hebben zij de kleur blauw. Er zijn uitgevers van genealogische boeken en tijdschriften,  professionele onderzoeksbureau’s, genealogische websites en computerprogramma’s, maar ook Times Archive (Times digitaal), archieven, musea, en andere instellingen. Eén derde van de ruimte vormt de SOG Family History Show. De Society of Genealogists (SOG) heeft in de Engelse genealogie een rol die te vergelijken is met het Centraal Bureau voor Genealogie in Nederland. De ruimte SOG Family History Show bestaat uit tafels die vooral genealogische verenigingen gebruiken.

De vrijdagmiddag gebruikte ik vooral voor een kennismaking met WDYTYA Live 2010. Opvallend was dat een groot aantal deelnemers op dezelfde plek stond als vorig jaar. Find My Past had een minder prominente plek, maar vorig jaar hadden ze dan ook de primeur van de Engelse volkstelling van 1911.

De organisatie probeert dit jaar nieuwe dingen uit. Zo heeft Ancestry een speciale stand waar genealogen hun meegebrachte documenten kunnen laten scannen. Ze krijgen het resultaat mee op een 2Gb stick. Nieuw is ook de  ́Photography Gallery' op de eerste verdieping, met bedrijven die foto's kunnen beoordelen, dateren, printen, bewerken, retoucheren, etc. Voor de retoucheer service stond een rij genealogen op zijn beurt te wachten. Ze leverden gehavende foto's in die ze – met het origineel -  digitaal gerestaureerd terugkregen. Op de eerste verdieping waren er ook de vertrouwde omheinde ruimte van  ́meet the expert ́, waar je een kwartier met een specialist over een onderzoeksvraag kunt praten en het 'Military memorabilia checkpoint' waar je met vragen terecht kunt over voorouders die in militaire dienst waren (inclusief uniforms, onderscheidingen etc.). Militaire geschiedenis was ruimer vertegenwoordigd: van musea tot en met een reisbureau dat reizen Flanders Fields, naar de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog organiseert. De beide wereldoorlogen leven sterk in de familiegeschiedenis en dat is niet verwonderlijk gezien de rol van de Britse militairen, de gesneuvelden, de verhalen van de militairen die het overleefden.


Van de workshops volgde ik een interessante van Michael Hammer over de ontwikkelingen op het terrein van de DNA-genealogie. Het duizelde me na een half uur van de wetenschappelijke afkortingen, het DNA-jargon. Maar bijzonder was een DNA-kaart van Europa als resultaat van een onderzoek dat dit jaar werd gepubliceerd. Van verschillende onderzoeken werden de personen geselecteerd waarvan alle grootouders in het moederland woonden. Dat leverde DNA-clusters op die samen de kaart van Europa vormen.

In mijn oriëntatierondje deed ik een aantal stands van archieven en verenigingen aan. Dat levert altijd weer inspiratie op. Andere stands waar ik wat langer stil stond waren onder andere die van Ancestral Atlas en Bookbite. Ancestral Atlas is een betaalde webservice die allerlei levensfeiten van je voorouders in kaart brengt, gebruik makend van Google Maps, gecombineerd met historische kaarten. Bookbite is een gesubsidieerd initiatief dat lezen en schrijven stimuleert. Het heeft nu een wedstrijd ́My story' in het leven geroepen, waar je een stukje autobiografie kunt insturen. Het mikt op de leeftijdgroep 60+ en probeert ze en passant ook voor de computer te winnen.

Voor ik het wist was de middag al weer om en verliet ik met de bezoekers Olympia National Hall.

maandag 15 februari 2010

Genealogisch onderzoeksproces: handig schema voor docent en genealoog

(English summary at the bottom)

In de Verenigde Staten is de laatste decennia veel aandacht besteed aan het bevorderen van de kwaliteit van genealogisch onderzoek. Er zijn bijvoorbeeld standaarden geformuleerd, er zijn programma's van certificering van genealogen ontwikkeld, een aantal universiteiten verzorgt cursussen en op landelijke congressen zijn er lezingen van een hoog niveau over onderzoeksmethodiek. In Nederland kunnen we profiteren van de kennis en gereedschappen die deze professionalisering van de genealogiebeoefening in de VS oplevert. Mark Tucker heeft in zijn Genealogy Research Map twee onderwerpen heel inzichtelijk gemaakt: het onderzoeksproces en het genealogisch bewijs. De Nederlandse vertaling hiervan is een mooi educatief hulpmiddel. Voor de docent om te gebruiken in zijn lessen, voor de individuele genealoog om te helpen bij het nadenken over de kwaliteit van zijn onderzoek. Onlangs verscheen van de Nederlandse vertaling een verbeterde versie, die Mark Tucker introduceerde op zijn weblog. Ik beveel het van harte aan bij genealogische docenten en onderzoekers.

Twee jaar geleden lanceerde Mark Tucker op zijn weblog ThinkGenealogy de Genealogy Research Process Map. Hij bracht daarin op een overzichtelijke manier de opvattingen van de Board for Certification of Genealogists (BCG) en Elizabeth Shown Mills samen over het onderzoeksproces en bewijsvoering in de genealogie. De BCG - opgericht in 1964 - wil een bijdrage leveren aan het imago van de genealogie als respectabele vorm van historisch onderzoek. Ze doet dat door de promotie van standaarden voor de verschillende fasen in het genealogisch onderzoek (van het verzamelen van informatie tot bewijsvoering) en standaarden voor genealogische educatie. Daarnaast ontwikkelde het een certificeringsprogramma. Wie er blijk van heeft gegeven over de juiste vaardigheden te beschikken kan gecertificeerd worden als genealogisch onderzoeker of als spreker. Hij of zij mag zich 'certified genealogist' of 'certified genealogical lecturer' noemen en als kwaliteitsstempel de afkorting CG of CGL achter zijn naam zetten. De BCG kan een certificering intrekken wanneer een gecertificeerde de ethische code met voeten treedt.
Elizabeth Shown Mills heeft de afgelopen decennia een groot gezag opgebouwd als schrijver, redacteur en spreker, in het bijzonder op het gebied van de methodiek van het genealogisch onderzoek. Bekende publicaties van haar hand zijn Evidence! en Evidence explained. En ze was eindredacteur van het handboek Professional Genealogy.

De educatieve mogelijkheden van het schema van Mark Tucker werden ook in Nederland opgepikt. Op initiatief van Bob Coret vertaalden leden van zijn Stamboomforum binnen enkele maanden na publicatie op het weblog van Mark Tucker het schema en de bijbehorende tekst in het Nederlands. Na enkele redactionele aanpassingen ziet het schema van het Genealogisch onderzoeksproces er nu als volgt uit:




In het schema vertegenwoordigt elke kleur een bepaalde fase in het onderzoeksproces. De grote ronde cirkels staan voor de verschillende fasen in het onderzoek. De kleine cirkels de elementen die daarmee samenhangen. Bij de cirkel ´bron´ horen kleinere cirkels ´origineel en ´afgeleide´. Deze begrippen gebruikt de onderzoeker bij het beoordelen van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de bron en de informatie daarin.
Parallel aan het onderzoeksproces lopen de stappen van de ´Genealogical Proof Standard´, een van de standaarden die de BCG formuleerde. In Amerikaanse genealogisch literatuur heet hij kortweg de ´GPS´. In het Nederlands spreken we van de ´Standaard voor Genealogisch Bewijs´. Het is een proces in vijf stappen dat er heel kort door de bocht op neer komt: 1. uitputtend onderzoek; 2. bronverantwoording; 3. precieze informatieanalyse; 4. tegenstrijdigheden oplossen; 5. deugdelijke bewijsvoering. Het tekstgedeelte onder het cirkelschema volgt die vijf stappen en past de begrippen van de cirkels hier in.


Zelf gebruikte ik tot nu toe een eenvoudiger onderzoeksmodel voor genealogisch onderzoek, bijvoorbeeld in 'Stamboomonderzoek voor beginners'. Ook dit laat zien dat genealogisch onderzoek een historische discipline is, met een daaraan ontleende onderzoeksmethodiek: 


Het schema van Mark Tucker is uitgebreider, preciezer, en in zijn onderdelen (research process en GPS) inmiddels breed geaccepteerd in de Amerikaanse genealogische wereld. Daar kunnen we ons voordeel mee doen. Zelf heb ik het schema vorig jaar geïntegreerd in een lezing over bronnen (de presentatie is hier te bekijken; sommige termen zijn in versie 2 van het schema gewijzigd). En dat is me als leraar én leerling goed bevallen.

English summary
Mark Tucker published recently a new edition of the Dutch version of his Genealogy Research Map. In this map he combines concepts of the research process and the Genealogical Proof Standard (Elizabeth Shown Mills and the Board for Certification of Genealogists). This Dutch version is a good tool for genealogy teachers as well as for individual genealogists who seek to improve their research skills.

donderdag 4 februari 2010

MyHeritage koopt Verwandt: wat merken wij in Nederland daarvan?

Kort voor half tien gisteravond kondigde een kort getjilp van mijn computer de komst van een nieuwe tweet aan. In mijn rechter ooghoek verscheen een bericht van Tamura Jones met #genealogy #breaking news. Op zo´n manier onderbreken televisiezenders hun reguliere programmering om heet van de naald een bijzondere gebeurtenis te melden. Het vervolg van het bericht luidde MyHeritage buys OSN (Dynastree, Verwandt.de). Een minuut later volgde een berichtje met een verwijzing naar de internetkrant TechCrunch, die als een van de eerste dit nieuws bracht. Persbericht en  weblog van MyHeritage gaven meer informatie. En vandaag gonsde het op internet de hele dag van de berichten over deze aankoop. In Nederland brachten verschillende internetkranten het nieuws. Wat betekent deze deal voor de Nederlandse genealoog, de Nederlandse genealogische markt?

De beide bedrijven hebben succesvolle genealogische sociale netwerksites opgericht. MyHeritage heeft zijn basis in Israël, is opgericht door Gilad Japhet en bestaat sinds 2005. Het deed eerder aankopen in dezelfde branche, waaronder het Engelse Kindo.com (2008). Tot de recente aankoop van OSN waren investeerders bereid 24 miljoen dollar in MyHeritage te steken. Het Duitse bedrijf OSN (Online Social Networking GmbH) is opgericht in 2007. Samen zijn ze goed voor 47 miljoen leden en 530 miljoen profielen (personen met hun informatie). MyHeritage ondersteunt 35 talen, waaronder Nederlands. OSN heeft 10 taalvarianten, waaronder Verwandt (Duits), Dynastree (Engels), Semyalonline (Russisch), Miparentela (Spaans), Moikrewni (Pools), Akrabaonline (Turks) en het Nederlandse Verwant.

De afgelopen weken is gewerkt aan het omzetten van de gegevens (accounts, profielen, etcetera) van OSN naar MyHeritage. De informatie op de OSN sites blijft nog een aantal maanden aanwezig. Daarna zal het wel net zo gaan als met de Kindo site: je wordt doorgeleid naar MyHeritage. Gisteravond ging de site met ingevoegde bestanden live.

Maar eens geprobeerd hoe mijn Verwant.nl bestand in MyHeritage terecht gekomen is. Op beide websites heb ik in het verleden een stamboom van de (niet bestaande) familie Fictief aangemaakt. Het nieuws zorgde voor zoveel verkeer naar MyHeritage dat ik de mededeling te zien kreeg dat ik het over twee uur nog maar eens moest proberen. Toen ik vanmorgen op mijn account inlogde kreeg ik het volgende scherm te zien:



Tot mijn verrassing verschenen drie bestanden in beeld, naast MyHeritage en Verwant een bestand Fictief dat  ik eerder in de Nederlandse webservice Zooof aanmaakte. Ook Zooof maakt blijkbaar deel uit van de aankoop. Als gebruiker ben ik noch door Zooof noch door Verwant hierover geïnformeerd. Ik heb dus ook niet vooraf de keuze gehad mijn account al dan niet te migreren naar MyHeritage. Hierover zal wel iets in de gebruiksovereenkomst hebben gestaan, die ik snel als gelezen aangevinkt zal hebben. Mijn eerste indruk is dat de gegevens goed overgekomen zijn. De grafische interface is mooi. Maar er zitten (nog steeds) hinderlijke vertaalfoutjes in het Nederlands. Daar valt nog kwaliteitswinst te boeken. Bij de nieuwe heraldische faciliteit bijvoorbeeld is het Engelse familycrest vertaald in helmteken, waar  familiewapen had moeten staan. Het maken van een familiewapen is een leuke gadget, maar erg beperkt wat zijn mogelijkheden betreft. Ook goede bronverantwoording is niet mogelijk. De gebruiker moet zich hiervoor nu behelpen met het opmerkingenveld ´beschrijving´ dat aan feiten is toegevoegd. Ondanks dit alles is het de moeite waard eens rond te kijken op de vernieuwde site en zelf te ervaren hoe een en ander werkt.

De gebruiker van een van de OSN websites zal zich afvragen wat het overzetten van zijn bestanden naar MyHeritage betekent voor zijn abonnement. Bij Verwant was het invoeren van personen bijvoorbeeld niet in het betaalde abonnement opgenomen. Bij MyHeritage ligt de grens bij 250 personen. Daarboven ga je betalen.

De CEO´s van Ancestry en Geni zullen zich wel even achter de oren gekrabd hebben bij het horen van het nieuws van de acquisitie door MyHeritage. Met de aankoop van OSN is er een grotere (en meertalige) concurrent op de internationele markt ontstaan voor deze Amerikaanse bedrijven, die op de thuismarkt de concurrerende webservices van FamilyLink vanaf 2007 snel hebben zien groeien.

Voor Nederlandse aanbieders van genealogische sociale netwerksites als Familie.nl (van Ilse Media, dat ook Schoolbank.nl bezit) en Familieband.nl is er met de combinatie van Verwant.nl en MyHeritage.nl een sterkere concurrent ontstaan die in de Nederlandse taalvariant zal kunnen profiteren van de verbeteringen en uitbreidingen die voor MyHeritage als geheel gedaan worden.

woensdag 27 januari 2010

Genealogisch getwitter van een groene tweep

Een klein jaar geleden keek ik even rond in Twitter-land maar haakte al snel af.  Ben niet zo'n prater, dacht ik, dus waarom dan gaan twitteren? En voor wie doe ik het precies? Vorige week stofte ik mijn Twitter account af en ging aan de slag om het in de praktijk te ervaren. De prikkel hiervoor kwam van het analoge gekwetter om mij heen over dit medium en van de I-Phone applicaties waar ik wel eens mee wilde spelen.  Een week verder staat de teller  op 20 tweets (berichten), 39 follows (die ik volg), 18 followers en 3 lists (waarop mijn tweets verschijnen). Dat zijn geen indrukwekkende aantallen. Ik ben nog een groentje, maar inmiddels zie ik dat een 'tweep' (iemand die twittert) geen prater hoeft te zijn. En je doet meer dan spelen. Twitter biedt mogelijkheden voor zowel publieksinstellingen als onderzoekers die zich met genealogie (en heraldiek) bezig houden.

Ingewikkeld is het niet. Na het typen van je e-mail adres en wachtwoord kom je op je homepage. Daar kan je al direct beginnen met het typen van een bericht onder de vraag 'What's happening'. Wat heb je de wereld te vertellen? Daarvoor heb je 140 karakters. Het moet dus een kort bericht zijn, over wat je bezig houdt, wat je doet, opgemerkt hebt of een vraag en waarvan je verwacht dat anderen er in geïnteresseerd zouden kunnen zijn.

Maar voordat je zelf je eerste 'tweet' plaatst is het verstandig even rond te kijken. Ik gebruikte daarvoor de sneeuwbal methode. Je zoekt via de knop 'find people' naar personen waarvan je weet dat ze twitteren. Dat waren in mijn geval Bob Coret, Yvette Hoitink en Christian van der Ven uit Nederland en Mark Tucker uit de VS. Ik abonneerde me op hun berichten door op het knopje 'follow' te drukken. En via de berichtenstromen die zij volgen kwam ik al surfend op andere interessante personen en instellingen om te gaan volgen. En ik zocht er zelf een paar bij die ik niet via de sneeuwbalmethode tegen kwam. Zo ontstond in de loop van een week een groep van 39 'follows'. Twee derde zijn instellingen en verenigingen, één derde bestaat uit personen. Een tiental Nederlandse archieven vond ik die twitteren, het ene archief actiever dan het andere. Ook een aantal archiefmedewerkers twittert. Het project 23 Archiefdingen, waarin archiefmedewerkers de mogelijkheden van Web 2.0 leren kennen, heeft hier zeker bijgedragen aan de 'receptie' van twitter in archiefland.

Verschillende tweeps die ik volgde waren zo aardig me terug te vragen en daarmee was het eerste publiek een feit. Tijd voor het eerste bericht, over de tentoonstelling Woord en Wapen in de Grote Kerk van Breda. En daarna volgden er dagelijks twee of drie. Je leert daarbij met vallen en opstaan. Je moet ontdekken welke toon bij jou zelf en bij het medium twitter past. De volgers krijgen een beeld van je door wat je twittert. Met een variant op het bekende gezegde: je bent wat je (tw)eet. Twitter je over zaken die met je werk te maken hebben dan moet je je steeds afvragen kan/mag ik dit zo naar buiten brengen. Twitteraars voeden elkaar ook een beetje op. Als een bericht niet duidelijk genoeg is krijg je vanzelf vragen.

De kring van volgers breidde zich gedurende de week langzaam uit. De tijd zal leren of die volgers mijn tweets interessant genoeg vinden om me te blijven volgen. De kring van personen die je berichten kunnen lezen is overigens groter dan alleen je ́followerś. Een volger kan een bericht 'retweeten', waardoor zijn of haar volgers het ook krijgen te zien. En berichten zijn op je homepage bij  Twitter te lezen. Via een RSS-feed kan een geïnteresseerde zich op jouw Twitter pagina abonneren.

De verschillende Web 2.0 toepassingen raken steeds meer geïntegreerd. Je kunt bijvoorbeeld je berichten automatisch door laten sturen naar je Facebook of LinkedIn pagina, of publiceren op je weblog, zoals ik hiernaast heb gedaan. En je hoeft hiervoor geen whizzkid te zijn. Van kijken naar wat anderen doen leer je al veel.

Om onderweg te kunnen twitteren probeerde ik vier van de vele gratis I-phone applicaties uit: Echofon, Twitterific, Tweetdeck en Twitbird. De laatste twee bevielen met het meest en die gebruik ik nu naast elkaar.

Bob Coret, Yvette Hoitink en Christian van der Ven - early adopters - hebben gemiddeld zo'n honderdvijftig volgers en volgen zelf rond de honderd tweeps. Nu het aantal instellingen dat twittert groeit wordt het voor genealogen ook interessanter Twitter uit te proberen. Ze kunnen nieuwtjes tot zich nemen en 'retweeten' maar ook anderen op de hoogte houden van hun onderzoek, kennis delen, vragen stellen, 'real time' verslag doen van een genealogische manifestatie, lezing, etc. Daarmee kan het twitterende genealogische publiek verder groeien.
  
Geïnteresseerd geraakt? Klik op op ́Twitteŕ of ́Join the conversatioń in het twitterschermpje rechts van dit blog en je bent op de Twitter pagina.  Zelf zet ik het experiment zeker nog een poosje door. Er valt nog veel te leren. Follow me on Twitter.