Een klein jaar geleden keek ik even rond in Twitter-land maar haakte al snel af. Ben niet zo'n prater, dacht ik, dus waarom dan gaan twitteren? En voor wie doe ik het precies? Vorige week stofte ik mijn Twitter account af en ging aan de slag om het in de praktijk te ervaren. De prikkel hiervoor kwam van het analoge gekwetter om mij heen over dit medium en van de I-Phone applicaties waar ik wel eens mee wilde spelen. Een week verder staat de teller op 20 tweets (berichten), 39 follows (die ik volg), 18 followers en 3 lists (waarop mijn tweets verschijnen). Dat zijn geen indrukwekkende aantallen. Ik ben nog een groentje, maar inmiddels zie ik dat een 'tweep' (iemand die twittert) geen prater hoeft te zijn. En je doet meer dan spelen. Twitter biedt mogelijkheden voor zowel publieksinstellingen als onderzoekers die zich met genealogie (en heraldiek) bezig houden.
Ingewikkeld is het niet. Na het typen van je e-mail adres en wachtwoord kom je op je homepage. Daar kan je al direct beginnen met het typen van een bericht onder de vraag 'What's happening'. Wat heb je de wereld te vertellen? Daarvoor heb je 140 karakters. Het moet dus een kort bericht zijn, over wat je bezig houdt, wat je doet, opgemerkt hebt of een vraag en waarvan je verwacht dat anderen er in geïnteresseerd zouden kunnen zijn.
Maar voordat je zelf je eerste 'tweet' plaatst is het verstandig even rond te kijken. Ik gebruikte daarvoor de sneeuwbal methode. Je zoekt via de knop 'find people' naar personen waarvan je weet dat ze twitteren. Dat waren in mijn geval Bob Coret, Yvette Hoitink en Christian van der Ven uit Nederland en Mark Tucker uit de VS. Ik abonneerde me op hun berichten door op het knopje 'follow' te drukken. En via de berichtenstromen die zij volgen kwam ik al surfend op andere interessante personen en instellingen om te gaan volgen. En ik zocht er zelf een paar bij die ik niet via de sneeuwbalmethode tegen kwam. Zo ontstond in de loop van een week een groep van 39 'follows'. Twee derde zijn instellingen en verenigingen, één derde bestaat uit personen. Een tiental Nederlandse archieven vond ik die twitteren, het ene archief actiever dan het andere. Ook een aantal archiefmedewerkers twittert. Het project 23 Archiefdingen, waarin archiefmedewerkers de mogelijkheden van Web 2.0 leren kennen, heeft hier zeker bijgedragen aan de 'receptie' van twitter in archiefland.
Verschillende tweeps die ik volgde waren zo aardig me terug te vragen en daarmee was het eerste publiek een feit. Tijd voor het eerste bericht, over de tentoonstelling Woord en Wapen in de Grote Kerk van Breda. En daarna volgden er dagelijks twee of drie. Je leert daarbij met vallen en opstaan. Je moet ontdekken welke toon bij jou zelf en bij het medium twitter past. De volgers krijgen een beeld van je door wat je twittert. Met een variant op het bekende gezegde: je bent wat je (tw)eet. Twitter je over zaken die met je werk te maken hebben dan moet je je steeds afvragen kan/mag ik dit zo naar buiten brengen. Twitteraars voeden elkaar ook een beetje op. Als een bericht niet duidelijk genoeg is krijg je vanzelf vragen.
De kring van volgers breidde zich gedurende de week langzaam uit. De tijd zal leren of die volgers mijn tweets interessant genoeg vinden om me te blijven volgen. De kring van personen die je berichten kunnen lezen is overigens groter dan alleen je ́followerś. Een volger kan een bericht 'retweeten', waardoor zijn of haar volgers het ook krijgen te zien. En berichten zijn op je homepage bij Twitter te lezen. Via een RSS-feed kan een geïnteresseerde zich op jouw Twitter pagina abonneren.
De verschillende Web 2.0 toepassingen raken steeds meer geïntegreerd. Je kunt bijvoorbeeld je berichten automatisch door laten sturen naar je Facebook of LinkedIn pagina, of publiceren op je weblog, zoals ik hiernaast heb gedaan. En je hoeft hiervoor geen whizzkid te zijn. Van kijken naar wat anderen doen leer je al veel.
Om onderweg te kunnen twitteren probeerde ik vier van de vele gratis I-phone applicaties uit: Echofon, Twitterific, Tweetdeck en Twitbird. De laatste twee bevielen met het meest en die gebruik ik nu naast elkaar.
Bob Coret, Yvette Hoitink en Christian van der Ven - early adopters - hebben gemiddeld zo'n honderdvijftig volgers en volgen zelf rond de honderd tweeps. Nu het aantal instellingen dat twittert groeit wordt het voor genealogen ook interessanter Twitter uit te proberen. Ze kunnen nieuwtjes tot zich nemen en 'retweeten' maar ook anderen op de hoogte houden van hun onderzoek, kennis delen, vragen stellen, 'real time' verslag doen van een genealogische manifestatie, lezing, etc. Daarmee kan het twitterende genealogische publiek verder groeien.
Geïnteresseerd geraakt? Klik op op ́Twitteŕ of ́Join the conversatioń in het twitterschermpje rechts van dit blog en je bent op de Twitter pagina. Zelf zet ik het experiment zeker nog een poosje door. Er valt nog veel te leren. Follow me on Twitter.
woensdag 27 januari 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Een moet de eerste zijn. Ik ben heel benieuwd naar uw verdere ervaringen.
BeantwoordenVerwijderenIk merk dat de hobby of passie genealogie aardig wordt uitgemolken.... vele mensen willen een graantje meepikken en hieraan geld verdienen. Zie maar eens het voorbeeld van die recentelijke overname. Ik had ook vele goede ideeen kunnen uitvoeren maar deed alles gratis. Te goed voor deze wereld misschien? Jammer...wat blijft er nu nog over van deze tijdrovende hobby...?
BeantwoordenVerwijderen